terug

Amsterdam en andere wereldsteden hebben te weinig bomen en parken

Een recente internationale studie toont aan dat de meeste grote steden wereldwijd, waaronder Amsterdam, niet voldoen aan de minimale normen voor groene infrastructuur volgens de 3-30-300-regel. Deze regel is ontwikkeld om voldoende toegang tot natuur in stedelijke gebieden te waarborgen en draagt bij aan een gezonde leefomgeving.

Wat houdt de 3-30-300-regel in?

De 3-30-300-regel stelt dat:

  • Elk huis, elke school en elke werkplek uitzicht moet hebben op minstens drie bomen.
  • Wijken minimaal 30% beschut moeten zijn onder een bladerdak.
  • Iedereen binnen 300 meter loopafstand van een park moet wonen.

De studie, gepubliceerd in het wetenschappelijke blad Nature Communications, analyseerde meer dan 2,5 miljoen gebouwen in Amsterdam, Buenos Aires, Seattle, Denver, New York, Singapore, Melbourne en Sydney. De resultaten laten zien dat de meeste gebouwen niet aan deze normen voldoen, vooral door een gebrek aan een verkoelend bladerdak.

Tekort aan bladerdakbeschutting als grootste obstakel

De ‘30%-norm’ voor voldoende bladerdak blijkt het grootste struikelblok. De meeste steden halen deze drempel niet. Hoewel de ‘3’-norm (uitzicht op drie bomen) vaker wordt behaald en de ‘300’-norm (nabijheid tot een park) wisselende resultaten laat zien, is het behalen van alle drie de standaarden tegelijkertijd in bijna geen enkele stad geslaagd.

De studie benadrukt dat het tekort aan voldoende bladerdak niet te wijten is aan een gebrek aan ruimte, maar aan een gebrek aan prioriteit voor groene infrastructuur in stadsplanning. Veel steden geven de voorkeur aan parkeerplaatsen, wegen en andere grijze infrastructuur boven het aanplanten en onderhouden van bomen. Dit resulteert in een stedelijke omgeving die ongunstig is voor gezonde bomen en een volwaardige overkapping van bomen.

Amsterdam en de 3-30-300-regel

De studie onderzocht ook de specifieke uitdagingen en successen van individuele steden bij het voldoen aan de 3-30-300-regel. Voor Amsterdam werd een unieke situatie geconstateerd. Hoewel de stad geen direct beschikbare data had over haar wegennet of de beschutting van een bladerdak, konden de onderzoekers gebruikmaken van nationale gegevens van de Nederlandse overheid en de Europese Unie.

Uit de data-analyse bleek dat een groot deel van de gebouwen in Amsterdam (ongeveer 75%) binnen 500 meter van een park ligt. Dit duidt erop dat de stad relatief goed presteert in het bieden van toegang tot parken, waarmee het voldoet aan het ‘300’-aspect van de regel.

Net als veel andere steden in het onderzoek ondervindt Amsterdam echter aanzienlijke uitdagingen bij het behalen van de ’30’-norm voor bladerdakbedekking in wijken.


Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!


Contrasterende resultaten tussen steden

De bevindingen uit het onderzoek benadrukken het belang van uitgebreide en toegankelijke open data voor stedelijke planning en onderzoek. Ze maken ook duidelijk dat steden zowel moeten investeren in de aanleg van parken als in de ontwikkeling van gezonde boomkruinen om te voldoen aan de behoeften van hun inwoners.

Een opvallend resultaat is dat zelfs in steden waar bewoners een goed uitzicht op bomen hebben (voldoen aan de ‘3’-norm), de boomkruinbedekking vaak onvoldoende is. In New York is bijvoorbeeld sprake van een hoge plantdichtheid, maar door de kleine boomgrootte wordt de ’30’-norm niet gehaald. In Seattle zijn de bomen gemiddeld groter, maar beperkt de lage plantdichtheid de totale bladerdakbedekking.

Aanbevelingen voor groenere steden

De onderzoekers pleiten voor een herziening van de stedelijke openbare ruimte om het tekort aan boomkruinbedekking aan te pakken. Concreet stellen ze drie zaken voor:

  • Investeer in betere plantomstandigheden om gezonde boomgroei te ondersteunen.
  • Versterk beleid ter bescherming van bomen, zoals het voorkomen van overmatige snoei of voortijdige kap.
  • Verhoog de plantdichtheid in straten, terwijl voldoende ruimte wordt geboden voor volwassen bomen.

Daarnaast wordt opgeroepen tot een verschuiving in ruimtelijke prioriteiten, waarbij groene infrastructuur boven ‘grijze’ infrastructuur wordt geplaatst. Het behalen van de 3-30-300-normen, met name de ‘30%-norm’, vereist mogelijk een herbestemming van ruimte die nu wordt ingezet voor auto’s en niet-essentiële zaken.

Groene infrastructuur als prioriteit

De bevindingen van de studie onderstrepen het belang van stedelijk groen voor het welzijn van mensen en de noodzaak om steden groener te maken. Dit vraagt om een fundamentele verandering in stadsontwerp, waarin natuur een integraal onderdeel wordt van de stedelijke omgeving. Het naleven van de 3-30-300-regel kan een grote stap zijn in de richting van gezondere en leefbaardere steden.


Bekijk ook deze items