Groen wonen in wijken met sociale woningbouw
De meeste gemeenten willen graag buurten met in alle opzichten hoogwaardig groen. Woningcorporaties kunnen daar als ‘grootgroenbezitter’ een belangrijke bijdrage aan leveren. Rond woningcomplexen en in binnenterreinen liggen kansen om met bewoners een slag te maken. Studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein deden hier praktijkonderzoek naar, en wonnen de Impactprijs Groen Onderwijs.
Een gemaaid gazon, wat struiken als kijkgroen, een deels betegeld binnenterrein: dat is vaak het beeld van een woningcomplex dat door een woningcorporatie wordt verhuurd. In veel gevallen netjes bijgehouden, maar, laten we eerlijk zijn, ook wat saai en fantasieloos. ‘Corporaties kunnen veel meer uit hun groenbezit halen’, zegt Frans van den Goorbergh, docent aan Hogeschool Van Hall Larenstein, opleiding Management van de Leefomgeving. ‘Ze hebben groen goud in handen, maar over het algemeen weinig kennis en ervaring van hoe je daar, met bewoners, stappen in zet.’
Van den Goorbergh was dan ook blij toen Wageningen Research hem vroeg om met de hogeschool praktijkonderzoek te doen naar de mogelijkheden, in het verlengde van het door het Ministerie van LNV gefinancierde Topsectorproject Prettig Groen Wonen. ‘Als hogeschool zijn we goed in het operationaliseren van onderzoeksthema’s. Binnen de nieuwe specialisatie Smart City Development van de opleiding is het verbinden van actoren en belangen minstens zo belangrijk als de groene, technische kant van de zaak: hoe realiseer je groene kwaliteit in samenwerking met partijen?’
Casus van Staedion
In Den Haag, waar een groot deel van het binnenstedelijk groen op corporatiegrond staat, toonden drie corporaties zich enthousiast om met het project Prettig Groen Wonen mee te doen: Haag Wonen, Vestia en Staedion. Die laatste kwam met een concrete casus, met alle bijbehorende faciliteiten om met de bewoners in contact te komen. Hoe pak je dat vervolgens aan? Van den Goorbergh: ‘Je moet je niet gelijk op groen focussen, maar beginnen met een gesprek waaruit oprechte belangstelling voor de geïnterviewde blijkt zoals: “Hoe is het om hier te wonen?” Daarmee win je vertrouwen en laat je zien dat de wensen van bewoners centraal staan.’
Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!
Van den Goorbergh vertelt verder: ‘Vervolgens werk je met een soort stroomschema waarbij verschillende situaties aan de orde komen. Bijvoorbeeld: is er veel of weinig budget? Zijn de bewoners van meet af aan betrokken of niet?’ Al pratende komt het geven van een groene impuls aan de omgeving vanzelf naar voren. Bij de casus van Staedion ging het om het herinrichten van het binnenterrein. Studenten van Van Hall Larenstein en het Wellantcollege hebben ideeën neergelegd, daarbij gebruik makend van het stroomschema en ondersteund met collage-achtige beelden. Op grond daarvan is een concept-ontwerp gemaakt dat aan de bewonersgroep is voorgelegd. Intensieve communicatie is cruciaal, benadrukt de docent. ‘Niet iedereen wil hetzelfde. Sommige bewoners willen bijvoorbeeld een speelplaats voor de kinderen, anderen willen juist rust. Praat er met elkaar over. Bij deze casus zijn we uitgekomen op een ontmoetingstuin in het groen die ook aantrekkelijk is voor kinderen om te spelen. Het is belangrijk om aan bewoners duidelijk te maken dat de corporatie uiteindelijk de knoop doorhakt; bewoners hebben een adviserende rol.’
Prijswinnend handboek
Op grond van deze werkwijze hebben de studenten onder begeleiding van de docent en de opdrachtgever het Handboek Prettig Groen Wonen ontwikkeld. Dat boek won de Impactprijs Groen Onderwijs. ‘Een prachtige bekroning’, vindt Van den Goorbergh, ‘zeker als je bedenkt dat de opleidingsspecialisatie Smart City Development, waar de studenten onder vallen, nog niet zo lang bestaat. Het is de eerste lichting derdejaars studenten van deze specialisatie.’ Maar de docent wil meer. ‘Ik hoop dat het geven van groene impulsen door corporaties niet in losse initiatieven – hoe mooi ook – blijft hangen maar een standaard werkwijze wordt. We zijn daarom in het verlengde van het handboek in gesprek met partijen om cursussen op te zetten voor corporaties. Bijvoorbeeld over de vraag hoe je de organisatie inricht op het opschalen van dit soort initiatieven. Een eerste door de WUR opgezette cursus is inmiddels door twintig bestuurders in de provincie Zuid-Holland doorlopen; zij vertegenwoordigen ongeveer een miljoen woningen.’
Ook voor samenwerking met andere partijen, zoals gemeente en waterschap, vraagt Van den Goorbergh aandacht. ‘Door dingen samen te doen kun je de beschikbare middelen effectiever inzetten. Zo heeft de gemeente Den Haag een budget van een paar miljoen euro per jaar voor klimaatadaptatie. Als een deel daarvan wordt ingezet voor corporatiegroen, is dat een zeer effectieve besteding – het is immers in de directe leefomgeving van mensen waar ook aan andere doelen als ontmoetingsruimten kan worden gewerkt. Je kunt ook denken aan het gemeenschappelijk aanbesteden van hoveniersdiensten. Met het samenwerkingsverband “Groene Huisvesters” waarin onder meer het ministerie van BZK, corporatiekoepel Aedes, losse corporaties, de Woonbond en de VNG samenwerken, is er alvast een geschikt vehikel om dit soort zaken verder uit te werken. Het is ook precies wat de Omgevingswet voorstaat: buurtgericht en in cocreatie te werk gaan.’
Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 6, 2021). Tekst: Michiel G.J. Smit, Redactie Stadswerk
Foto bovenaan: Nanda Sluijsmans, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons