Van waterlast naar waterfeest!
De afgelopen tijd is er veel aandacht besteed en gediscussieerd over de wateroverlast in sommige delen van Nederland. Hier leest u één van deze visies.
U kent het wel, de ene week wordt de straat opengebroken omdat het riool vervangen moet worden en twee weken later gaat de inrichting weer over de kop om het groen en de openbare ruimte opnieuw in te richten. De hardwerkende mensen van de afdeling riolering bekommeren zich om de capaciteit van het stelsel en hebben hoofdbrekens genoeg om het water van de toenemende verharding in woonwijken en op industrieterreinen te kunnen bergen. Daarbij baseren ze zich op informatie uit het verleden. De gemiddelde bui bepaalt in hoge mate de omvang van het stelsel. En dat is al moeilijk genoeg. Op hetzelfde moment zijn de ontwerpers van de afdeling openbare ruimte druk bezig een zo prettig mogelijke ruimte te ontwerpen, waar de bewoners en gebruikers op een aangename manier kunnen vertoeven. Naast de noodzakelijke afstemming zijn het gescheiden werelden.
Deze gemeentelijke organisatie heeft decennia lang prima gefunctioneerd. Het riool lag onder de grond en stortte gecalculeerd over op het oppervlaktewater, terwijl de inrichting bovengronds daar bijna onafhankelijk van was.
Hoe anders is dat nu? Het klimaat gáát niet veranderen, het ís al veranderd. De recente overlast laat zien dat dit geen incident meer is. Het KNMI kondigde in 2010 al aan dat er in de zomer meer heftige regenbuien zouden voorkomen, die vaker geïsoleerd en in korte tijd zouden vallen. In de zomer valt er nog net zoveel neerslag, maar in kortere perioden. Bovendien is het compleet onvoorspelbaar waar deze enorme buien gaan vallen.
Het betekent dat er in korte tijd enorm veel water in bepaalde bebouwde gebieden aanwezig is, terwijl er daarna weer langere perioden van droogte voorkomen. Het betekent ook dat het rioolstelsel deze hoeveelheden niet in het stelsel kan blijven bergen. Voor deze enkele enorme bui is zo’n grote capaciteit nodig dat uitbreiding van het rioolstelsel een veel te kostbare optie is. Dus stroomt het water in de openbare ruimte. En dat is precies wat we de afgelopen tijd in het nieuws hebben gezien.
Hier moeten de afdelingen riool en groen bij elkaar komen. Er moet niet alleen afgestemd worden, het is noodzakelijk de ruimte samen in te richten.
Om dat te kunnen doen zal een gezamenlijk referentiekader ontwikkeld moeten worden, waarbij het bebouwde gebied op een nieuwe manier wordt bekeken. Tot op heden is immers nog niet onderzocht waar het water zich ophoopt. Dat wordt bepaald door de hoogteverschillen die er van nature zijn en die in de openbare ruimte gemaakt zijn, maar ook door de hoeveelheid verharding in een bepaalde wijk of buurt. Wanneer we deze kenmerken combineren ontstaat er een kaart waarop gebieden staan aangegeven die het meest onder druk komen te staan bij hevige regenval, maar ook waar de grootste oplossingsmogelijkheden liggen. Hier wordt het rioolstelsel verbonden met die plekken in de openbare ruimte waar ruimte gevonden moet worden voor een innovatieve inrichting. Waar het water tijdelijk opgevangen kan worden en langzaam kan worden afgegeven. Waardoor de stad een spons wordt, die tijdelijk grote hoeveelheden water kan herbergen.
Voor de openbare ruimte betekent dit een kans. Want ga maar na. Deze plekken moeten worden heringericht op zo’n manier dat het hoogwaardig gebruikt kan worden en er tegelijkertijd water kan worden opgevangen. Meervoudig ruimtegebruik dus, waarbij de dagelijkse functie slechts gedurende korte periodes in de zomer omslaat in waterberging. Op deze manier worden waterbergingen in de bebouwde omgeving prachtplekken in plaats van gevaarlijke stinkbakken, en geven ze betekenis aan de ruimte. Bewoners leren inzien dat er ruimte nodig is voor het opvangen van water in hun directe leefomgeving, zonder dat dit gevaar, natte voeten of ondergelopen viaducten oplevert. Dat kan door een systeem te ontwikkelen in het gehele bebouwde gebied, waar waterstraten, overstroomplantsoenen, waterpleinen en natte parkeerterreinen met elkaar verbonden zijn. Hierdoor ontstaat een flexibel systeem, dat met veel wisselende omstandigheden uit de voeten kan. Elke plek is geschikt om te spelen, van te genieten, of waar verkoeling te halen valt tijdens de hittegolf van vlak na de stortbui. Zo wordt het water een feest.
Ontwerpen aan bebouwde gebieden zal slim, op de juiste plek en kostenefficiënt moeten gebeuren, voor het klimaat van nu en voor het leven van later.
Door Rob Roggema
Dr. ir. Rob Roggema (rob@cittaideale.eu) is directeur/eigenaar van cittaideale, adviesbureau voor (klimaat)adaptieve plannen en adjunct professor Planning met Complexiteit aan Swinburne University of Technology, Melbourne, Australië. Rob Roggema heeft gewerkt voor verschillende universiteiten in Nederland en Australië, en provinciale en gemeentelijke overheden. Hij adviseert momenteel de Rijksoverheid over de toekomst van het Nederlandse landschap, heeft voor gemeentelijke overheden de Quick-scan wateroverlast ontwikkeld en is de ontwerper van het Smaakpark in Ede.