Corona-effect 1: meer ruimte in de grote stad
Hoe beïnvloedt de coronacrisis de openbare ruimte op de lange termijn? Toekomstvoorspellingen hebben geen zin, maar toekomstvoorstellingen wel degelijk. In onze coronareeks hebben we al vier mogelijke effecten besproken: van massatoerisme naar dagrecreatie, einde aan grootschalige evenementen, herwaardering van parken en groen en alternatieven voor het openbaar vervoer. Vandaag nummer 1 over het belang van meer ruimte in de grote stad.
Tekst: Michiel Smit (Stadswerk Magazine) en Gert-Jan Hospers (Stichting Stad en Regio)
De stad als besmettingshaard
Wereldwijd zijn de grote steden het hardst getroffen door het coronavirus. Zo ontpopten New York, Moskou en Madrid zich tot enorme besmettingshaarden. Er vielen niet alleen veel slachtoffers, ook de lokale economie kreeg er relatief de zwaarste klappen – de stad is immers het domein van zzp’ers, winkeliers en uitbaters van horecagelegenheden.
In Nederland waren er buiten de steden ook hotspots in kleinere plaatsen, zoals dorpen in Brabant, Limburg en de Bijbelgordel. Maar nu de coronacrisis onder controle lijkt te komen, nestelt het virus zich in de grote steden in de Randstad. Zo stonden Rotterdam, Amsterdam en Den Haag qua besmettingen in de tweede week van mei bovenaan. Dat is niet verrassend, want waar veel mensen op een kluitje wonen, kan het virus zich makkelijk verspreiden. De dichtheid van de stad – normaliter de motor van de economie – blijkt opeens een nadeel. Drukte op stations, de stedelijke levensstijl van elkaar snel even ontmoeten in een bar en de verbondenheid van grote steden met de rest van wereld verhouden zich slecht met afstand houden. Om besmettingen te voorkomen, is distantie het devies.
Van de stad naar het platteland?
Tijdens de acute fase van de coronacrisis gebeurde er iets interessants: een deel van de stedelingen met connecties op het platteland besloot tijdelijk te verhuizen. Bemiddelde Franse en Amerikaanse stadsbewoners vluchtten naar hun tweede huis, terwijl in ons eigen land studenten hun kamer inruilden voor het ouderlijk adres ‘in de provincie’. Weg van de ‘besmettelijke’ stad, leve de ruimte van het platteland! Zal het landelijk gebied als gevolg van de coronacrisis bij stadsbewoners meer in beeld komen, mogelijk zelfs als vaste woonplaats?
Sommige experts denken dat dit inderdaad het geval zal zijn, ook al zeggen ze er meteen bij dat dit slechts voor een kleine groep geldt. Zo verwacht de Amerikaanse stedenexpert Richard Florida dat mensen op leeftijd en andere kwetsbare groepen met verhuisplannen uit angst voor COVID-19 en nieuwe epidemieën sneller zullen kiezen voor platteland. Ook bij gezinnen zouden groenere woonmilieus buiten het stadscentrum in de gratie kunnen komen. Hun motivatie is echter een andere: door de coronacrisis heeft het thuiswerken een impuls gekregen, wat grotere woon-werkafstanden minder bezwaarlijk maakt.
Steden zullen snel terugveren
Toch betekent de coronacrisis niet het einde van de verstedelijking. De grote stad mag dan een besmettingshaard zijn, de voordelen van dichtheid wegen op tegen de nadelen, zeker als er een vaccin beschikbaar komt. De economische crisis die het virus heeft uitgelokt zal bovendien leiden tot een hernieuwde trek naar de stad – hier zijn de kansen op werk nu eenmaal groter dan op het platteland. Zodra het sein ‘veilig’ is gegeven, zullen steden snel terugveren.
Wel komt er door de coronacrisis waarschijnlijk meer structurele aandacht in de openbare ruimte voor hygiëne, groen en andere vormen van ‘gezonde gebiedsontwikkeling’. Want als de crisis iets duidelijk maakt, is het de waarde van voldoende ruimte in onze leefomgeving – ruimte voor elkaar, ruimte om te bewegen en ruimte voor reflectie. Ruimte is de troef van het platteland, maar ook in de grote stad is het mogelijk om meer ‘ongeplande’ ruimte te creëren. Dergelijke ‘pauzeplekken’ bewijzen vanzelf hun nut bij onvoorziene omstandigheden, of het nu gaat om een epidemie of een andere ramp.