Biodiversiteit: Kies voor inheemse flora
Nederland kent een rijke traditie van aanplant van exoten. Aangezien er nu echter meer aandacht voor biodiversiteit is, is dat echter niet altijd verstandig. Beter is het om te kiezen voor inheemse flora. In een onderzoek in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt onder meer gemeenten en andere terreinbeheerders aangeraden hier beter op te letten.
Het is een al eeuwenlang bestaande traditie om exoten aan te planten, soorten die niet op eigen gelegenheid in staat worden geacht ons land te bereiken en meestal van andere continenten afkomstig. We planten ze niet alleen in onze tuinen, maar ook in plantsoenen en zelfs in bossen. Denk maar aan alle dennen, sparren en Amerikaanse eik die op grote schaal op de zandgronden zijn aangeplant. Waar in stedelijk gebied aanvankelijk alleen de plantsoenen werden beplant, worden tegenwoordig ook de wegbermen steeds meer ingeplant met bijenplanten (inclusief bollen) en ingezaaid met meer of minder wilde zadenmengsels voor een snel en kleurrijk resultaat. De sierteeltsector blijft altijd op zoek naar spannende nieuwe soorten om aan te bieden. Makkelijker in het onderhoud, meer bloemen, nieuwe kleuren, verzin het maar. Allemaal planten die heel verleidelijk zijn om toe te passen. Maar er is een keerzijde.
Gestage trend van steeds meer exoten
In mijn onderzoek aan de wilde flora van Nederland zie ik een gestage trend van steeds meer exoten die vanuit aanplant ontsnappen. Sommige kruipen heel voorzichtig onder het tuinhekje door om juist buiten de tuin een nieuw leven op te bouwen. Een deel wordt met afval in een berm of in het bos gedumpt om daar door te gaan. Sommige soorten blijken prima in staat zich snel en/of over grote afstand te verspreiden via zaden of (omdat wij grond verplaatsen) wortelstokken. Niet-inheemse soorten die in staat zijn zelfstandig populaties op te bouwen noemen we ingeburgerd. In de periode 1500-1985 raakte gemiddeld eens in de drie jaar een soort ingeburgerd.
Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!
Dat gaat nu met een veel rapper tempo. Sinds 2005 zijn meer dan 120 nieuwe soorten ingeburgerd geraakt. Dat betekent bijna acht soorten per jaar, waarvan 60 procent tuin- en vijverplanten, inclusief sierheesters en bomen. En 55 procent van alle nieuwe inburgeringen vond plaats in het stedelijk gebied. In enkele gevallen geven die exoten overlast omdat ze door hun invasieve gedrag geen ruimte bieden aan andere (inheemse) plantensoorten, schade toebrengen aan bijvoorbeeld muren of dijken, of een probleem zijn voor de volksgezondheid. Soorten als Reuzenberenklauw, Amerikaanse vogelkers en Japanse duizendknoop zijn daar bekende voorbeelden van.
Moeilijk te voorspellen
Het ontwikkelen van invasief gedrag is overigens iets waar vaak lange tijd, vele decennia, overheen kan gaan. En het is moeilijk te voorspellen welke soorten van de nieuwe inburgeringen invasief zullen gaan worden. De kans is het grootst bij soorten die elders, maar wel in vergelijkbare klimaatzones al hebben laten zien dat ze invasief zijn. Inmiddels is er via EUexotenverordening 1143/2014 voor 36 plantensoorten (plus een aantal diersoorten) een verbod opgesteld op bezit, handel, kweek, transport en import. Helaas zijn er heel wat meer soorten dan de genoemde 36 waarvan we nu al weten dat zij zich invasief kunnen gedragen in onze omgeving. Op 1 februari 2021 werd het rapport ‘Risico’s van de sierteeltketen als introductieroute voor invasieve exoten’ openbaar gemaakt. Het rapport is opgesteld in opdracht van BuRO (Bureau Risicobeoordeling & onderzoek/LNV) door FLORON en de Radboud Universiteit, en gebruikt in het advies aan de Inspecteur Generaal van de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit). Een van de adviezen van BuRO luidt om er bij lokale overheden, zoals provincies en gemeenten, op aan te dringen dat zij verspreiding van invasieve planten helpen voorkomen door deze niet aan te planten.
Databank
Het is dus zaak om van tevoren te bedenken of het wenselijk is om exoten aan te brengen. FLORON heeft een databank ontwikkeld, raadpleegbaar via een zoekfunctie op de website Tuinernietin, waar je eenvoudig kunt nagaan of de plant die je op het oog hebt veilig is om in een tuin of plantsoen aan te planten en geeft suggesties voor alternatieve soorten.
Maar er is meer aan de hand dan alleen het risico op nieuwe invasieve exoten. Als het gaat om natuurlijke biodiversiteit, als het gaat om bijen of insecten in het algemeen te helpen, dan is de inheemse flora daarbij de beste keuze. De generalisten onder de insecten zullen heus wel wat vinden in de exoten. De Honingbij is overigens zelf ook een exoot, en net zo gecultiveerd als schapen en koeien. Maar voor veel andere insecten en andere groepen (schimmels, nematoden, mossen, etc.) geldt dat zij min of meer gespecialiseerd zijn op plantensoorten die inheems zijn.
De beste keuze is daarom om zoveel mogelijk voor inheemse flora te kiezen. Die kun je aanplanten en inzaaien, maar zeker bij inzaaien zoals in wegbermen veel gebeurt, geldt dat veel soorten na een of enkele jaren vanzelf verdwijnen: ze staan niet op de juiste plek, raken overwoekerd door soorten die het er wel naar hun zin hebben. Met het juiste maaibeheer van de berm – niet klepelen, niet alles tegelijk maaien en rekening houden met het volledig afrijpen van zaden – komen bloeiende planten vrijwel vanzelf. En laten we bijvoorbeeld kijken wat er aan spontane groei mogelijk is op de voor Nederland nieuwe biotoop ‘rots in het stedelijk gebied’: muurvarens in allerlei soorten en maten. Alleen in specifieke gevallen zal inzaai dan nog nodig zijn, er zorgvuldig op lettend dat de zaden van lokale herkomst zijn om genetische vervuiling te voorkomen.
Bomen: niet álles aanplanten
Wat betreft bomen: uiteindelijk ontwikkelt zich, zonder verstoring door water, wind of mens, de vegetatie in Nederland altijd tot een bos (climaxvegetatie). Bomen komen er vanzelf wel, dat weet iedere tuinier. Het kost inderdaad tijd om bomen tot wasdom te laten komen, maar we hoeven niet álles aan te planten. In een stadspark, maar ook in een plantsoen zou je best wat meer de spontane boomopslag kunnen benutten. Laanbomen in stedelijk gebied groeien in lastige omstandigheden, daar ontkom je niet altijd aan aanplanten van cultivars of exoten die tegen verharding of droogte kunnen, en geen oppervlakkige wortels maken die de bestrating beschadigen.
Maar er zijn legio mogelijkheden om ook in de stad meer te kiezen voor inheemse soorten of cultivars daarvan. Het vraagt alleen maar een omslag in ons denken. Een Wilde lijsterbes bloeit mooi, geeft spectaculaire oranje bessen in de nazomer en biedt huis en voedsel aan heel veel organismen. Laten we eerst kijken of het kan zonder aanplant of inzaai, en bij aanplant of er inheemse soorten zijn die aan de eisen voldoen. Pas als dat niet het geval is moeten we een weloverwogen keuze maken voor een prachtige exoot die zich, niet op zo’n grote schaal als Hemelboom dat doet, gaat uitzaaien.
Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 5, 2021). Tekst: Leni Duistermaat, Naturalis Biodiversity Centre
Foto bovenaan: Leonhard Lenz, CC0, via Wikimedia Commons