Al het goede komt in drieën
Of het nu gaat om afnemende biodiversiteit of klimaatverandering: groen in de openbare ruimte helpt om deze problemen te verkleinen. Maar het creëert ook een nieuw probleem, of op z’n minst een belangrijke vraag: wie gaat al dat groen eigenlijk onderhouden? Iedereen die in een buurt woont met veel openbaar groen weet hoe de gemeentelijke diensten worstelen met het beheer van publiek groen. In veel naoorlogse woonwijken is er na vijftig jaar beheer weinig over van de oorspronkelijke rijkdom aan beplanting en inrichtingselementen. En zelfs dan drukt het beheer en onderhoud nog zwaar op de gemeentelijke begroting.
Hiertegenover staat het hoogwaardige groen van de Groene Stad van de toekomst. Impressies van wuivende grassen, wadi’s en weelderige plantvakken in de openbare ruimte én op de balkons en dakterrassen beloven een zorgeloze klimaatadaptieve toekomst. Maar tot nu toe lijkt deze toekomst alleen maar voorbehouden aan welvarende lommerrijke buurten en exclusieve appartementencomplexen die dankzij een actieve vereniging van eigenaars de kosten van een onderhoudsgevoelig irrigatiesysteem en een tuinman kunnen betalen. En zo lijkt de toekomst van de Groene Stad met open ogen vast te lopen in een aloude wetmatigheid van de vastgoedontwikkeling: waar geld geen rol speelt is intensief groenbeheer een toegevoegde waarde, waar de middelen beperkt zijn is groenbeheer een kostenpost. Zo leidt de groene toekomst geheel onbedoeld tot een nog verdere uitsortering van kansrijke en kansarme bewoners.
Gelukkig is er een uitweg. Want naast klimaatverandering en biodiversiteit speelt de herijking van rechtvaardigheid een belangrijke rol in het hedendaagse denken over de toekomstige stad. Sociaal geograaf David Harvey stelt bijvoorbeeld dat een rechtvaardige stad veel meer moet bieden dan goed toegankelijke stedelijke voorzieningen. Het moet volgens hem vooral ruimte bieden aan mensen om zichzelf te kunnen veranderen door de leefomgeving te veranderen. En precies dat inzicht biedt een aangrijpingspunt om de openbare ruimte anders te beheren.
Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!
De meeste steden in Nederland werken sinds enkele decennia met handboeken voor de inrichting van openbare ruimte. Hierin leiden duidelijke ontwerpprincipes tot een rustig en hoogwaardig straatbeeld én reductie van beheerkosten door standaardisering. Maar deze handboeken stammen nog uit een tijd dat klimaatadaptatie en biodiversiteit niet op de agenda stonden. Ze geven bovendien vaak bitter weinig ruimte aan bewoners om mee te denken in het ontwerp en sluiten vaak uit dat bewoners het beheer zelf ter hand nemen.
Om de stap naar Groene Stad te kunnen maken, moeten wij onze handboeken en werkwijzen flink opschudden. Niet alleen vanwege biodiversiteit en klimaatadaptatie, maar dus ook om ruimte te maken voor een meer rechtvaardige stad. Laten we bewoners weer het vertrouwen geven zodat ze ook gezamenlijk de ruimte krijgen om openbaar groen te onderhouden. Dit leidt onherroepelijk tot meer variatie en diversiteit in verschijningsvorm en beheerniveaus. Op het eerste gezicht oogt dit misschien allemaal erg rommelig, maar dat komt omdat onze professionele blik opnieuw getraind moet worden om een nieuwe vorm van schoonheid te herkennen. De schoonheid van een veel grotere variatie die hoort bij een stad die klimaatadaptief, biodivers én rechtvaardig is.
Dit was de derde bijdrage in onze reeks ‘On the Road to Future Green City’ waarin we [Stadswerk Magazine] de ingrediënten onderzoeken die we nodig hebben voor een groene stad met toekomst. Dit in aanloop naar het Future Green City wereldcongres, Utrecht 23-26 september 2024.
Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 3, 2023). Tekst: Wouter Veldhuis, College van Rijksadviseurs
Foto: Nanda Sluijsmans, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons