Dreiging pandemie is van alle tijden
“Besmettelijke ziektes zijn vaker een drijfveer geweest om drastisch te breken met bouwprincipes uit het verleden” zegt Bas. Eerst buiten de stadsmuren, in de 14e eeuw met leprozenhuizen, gevolgd door pesthuizen in de 16e eeuw en sanatoria voor tuberculosepatiënten tot begin 20e eeuw. Het besef dat woonomstandigheden bijdroegen aan de verspreiding van ziektes werd door de eeuwen steeds sterker. Grote steden slibden in de 19e eeuw dicht. Aangezogen door de Industriële Revolutie die welvaart en economische voorspoed beloofde, woonden inwoners in de binnensteden dicht op elkaar in woningen die slecht voor de gezondheid waren. Grote gezinnen in kelderwoningen zonder daglicht, vochtig en klein, vaak zonder sanitaire voorzieningen. Straten en stinkende grachten als open riool. Een voedingsbodem voor besmettelijke ziektes als pokken, dysenterie, griep, tyfus, tuberculose en cholera. De laatste cholera-epidemie in 1866 was de druppel, er moest ingegrepen worden in de stedelijke wijken.
Drastische aanpak woonwijken
De woningwet in 1901 maakte een einde aan de beroerde omstandigheden in de Nederlandse sloppenwijken. Gemeenten kregen macht en middelen om wijken drastisch aan te pakken. Bouwverordeningen en uitbreidingsplannen waren de instrumenten waarmee politici, stedenbouwkundigen en planologen aan de slag konden. Woningen konden onbewoonbaar verklaard worden. Onteigening en krotopruiming behoorden tot de mogelijkheden. De gezondheid van de inwoners stond voorop, beleid- en wetgeving werd aangepast. “Met deze sturingsmiddelen onder de arm kwam de Nederlandse stedenbouw op stoom. Planologen, architecten en stedenbouwers bepaalden steeds meer hoe de stad vorm kreeg” – vertelt Lisette. Zoals de betaalbare en gezonde woningen voor iedereen die wethouder Floor Wibaut in Amsterdam voor ogen had. De Woningwet werd ingezet voor de realisatie van een groot aantal arbeiderswoningen. Met de uiteindelijke goedkeuring van het stedenbouwkundig Plan Zuid van architect Berlage als hoogtepunt.