De getemde laan
Er zijn goede redenen om soms te variëren op de traditionele, klassieke bomenlaan met één soort. Eerder werd daarvoor in Stadswerk Magazine al ‘de wilde laan’ gepresenteerd. Daar is nu een variant bijgekomen: de getemde laan. Deze houdt het midden tussen ‘wild’ en ‘traditioneel’ en vergroot daarmee de keuzemogelijkheden.
In 2018 verscheen in Stadswerk magazine een artikel van mijn hand over de wilde laan. Dit is een nieuw laantype waarin meerdere boomsoorten op wisselende afstanden en uiteenlopende leeftijden toegepast worden. Een dergelijke laan kun je ontwerpen, maar in het artikel wordt gekozen voor het toeval door met dobbelstenen zowel de soortkeuze als de afstand te bepalen.
Op het artikel zijn diverse reacties binnen gekomen. Overwegend instemmend met het doel: een alternatief voor de eenvormige, kwetsbare klassieke laan. Het streven naar meer variatie wordt alom gedeeld. Dat is ook wel te begrijpen, gelet op de voordelen van meer variatie zoals minder kwetsbaar voor ziekten en plagen, bij uitval is herstel meer in harmonie uit te voeren en door meer bloeimomenten beter voor de biodiversiteit.
Als je met een nieuw idee komt, kan het gebeuren dat je er later achter komt dat het elders of eerder ook al eens bedacht is. Zo ook de wilde laan. Uit de reacties komt naar voren dat al op meerdere plekken in het land met meer variatie in de laan geëxperimenteerd wordt. Niet in de extreme vorm van de wilde laan, maar wel met meerdere boomsoorten en plantafstanden. Voorbeelden zijn onder andere te vinden in Apeldoorn, Eindhoven, Vught en Utrecht. Ook in de Achterhoek ben ik meerdere gemengde lanen tegen gekomen. En op vakantie in Kazachstan viel me op dat daar de gemengde laan de norm is; met een vijftal loofboomsoorten en kleine wisselende plantafstanden tussen de 1 en 3 meter. Hier houden we dat niet voor mogelijk, maar daar levert het prachtige dichte lanen op.
Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!
De belangrijkste bedenking tegen het concept kwam van de ontwerpers. Ze zien het dobbelen niet zo zitten, dat leidt tot willekeur en mogelijk ongewenste uitkomsten. Gelet op de focus van ontwerpers op vorm en beeld die bij de klassieke laan uniform en eenduidig zijn is dat begrijpelijk. Hoewel ik denk dat het meevalt en je er ongerijmdheden altijd uit kunt halen, heb ik wel begrip voor dit standpunt. Om eraan tegemoet te komen heb ik twee meer gestructureerde varianten ontwikkeld. Dat heb ik gedaan in samenspraak met het Ruyteninstituut. Dat houdt zich bezig met het initiëren, stimuleren en begeleiden van de integrale beplantingsmethode.
De Integrale Beplantings- methode Ruyten
De Integrale Beplantingsmethode Ruyten (IBR) is bedoeld om snel na de aanleg een volwaardige open duurzame bosstructuur te ontwikkelen met minimaal onderhoud. Om dat te bereiken worden grote maten bomen en struiken geplant. Op afstanden die overeenkomen met de doorsnede van de volgroeide boom of struiksoort. De maatvoering, groeisnelheid en vitaliteit van de boom- en struiksoorten worden gevonden door inventarisatie en door metingen van dezelfde plantensoorten die toegepast gaan worden, uit de directe omgeving van het plangebied onder vergelijkbare groeiomstandigheden. Hieruit kunnen door middel van groeicurven betrouwbare lokaal gebonden groeivoorspellingen worden gedaan. Deze groeicurven zijn te gebruiken om de groei te visualiseren en plantafstanden op basis van de volwassen afmeting te bepalen in het beplantingsplan.
Een geslaagd voorbeeld van het toepassen van deze methode is het twintig jaar geleden aangelegde Prins Bernardbos in de gemeente Hoofddorp, waar op 10 hectare traditioneel en op 10 hectare volgens IBR is aangeplant. In dit bos is ook op basis van IBR een klassieke laan aangeplant. Daarvoor zijn zwaardere bomen (8 meter hoog en 3 meter breed) gebruikt. Dit heeft niet alleen als voordeel dat het laaneffect sneller bereikt wordt met een strak uniform beeld omdat door het langere verblijf op de kwekerij intensiever geselecteerd kan worden op afwijkende exemplaren. Het heeft ook als voordeel dat de begeleiding en snoei op de kwekerij uitgevoerd kunnen worden; dat is goedkoper dan behandeling ter plekke.
Maar je kunt deze beplantingsmethode ook toepassen op lanen. Voor de wilde laan lijkt dat lastig omdat toeval een grote rol speelt. En dat is moeilijk te verenigen met de doordachte opzet van IBR. Maar voor de getemde wilde laan, in de vorm van gevarieerd in soorten en afstanden en ontworpen, biedt deze methode wel perspectief. Dat hebben we onderzocht aan de hand van twee varianten; 1. de regelmatige IBR laan, uitsluitend variatie in soorten en 2. de onregelmatige IBR-laan, variatie in zowel soorten als afstanden. In beide varianten vormen de groeicurves van de gebruikte boomsoorten de basis. Omdat de curves afhankelijk zijn van bijvoorbeeld groeiplaats en klimaat, is als onderzoeksgebied gekozen voor lanen langs plattelandswegen in De Graafschap, globaal het dekzandgebied tussen Zutphen, Lochem en Vorden. De gebruikte boomsoorten zijn inlandse eik, beuk, linde en Robinia. Dat zijn soorten die in deze regio goed groeien en geregeld in bestaande lanen aangetroffen worden. Voor deze soorten zijn in het veld gemeten groeicurves ontwikkeld ( zie voorbeeld). De curves laten vrij nauwkeurig zien hoe de bomen zich in de loop der jaren zowel in de hoogte als in de breedte ontwikkelen. Je kunt daar bij de aanleg, maar ook in het beheer rekening mee houden.
Varianten
Dan nu de twee uitgewerkte varianten. Deze zien er als volgt uit:
-
De regelmatige IBR-laan.
In deze variant zijn de eerder genoemde boomsoorten in een willekeurige volgorde bepaald (door te dobbelen). Omdat de groeicurves van de gekozen soorten aardig overeenkomen, is gekozen voor een vaste plantafstand. Met als uitgangspunt dat de bomen elkaar raken en de laan zich gaat sluiten als ze circa 25 jaar oud zijn. Bij toepassing van de geïntegreerde beplantingsmethode is dat circa tien jaar na aanleg. Want IBR gaat bij de aanleg uit van grote, circa vijftien jaar oude bomen waardoor vrij snel een volwassen beeld bereikt wordt. Op basis van de groeicurves kom je dan op een plantafstand van circa 5 meter.
-
De onregelmatige IBR-laan
Hierin gebruiken we hetzelfde sortiment als in de regelmatige variant met toevoeging van de berk om de onregelmatigheid extra te benadrukken. Zowel de volgorde van de soorten als de afstanden zijn in dit voorbeeld bedacht en ontworpen. Met als doel, binnen zekere grenzen, een onregelmatige, gevarieerde laan. Er zijn 3 afstanden gebruikt: 3, 5 en 7 meter; 3 meter als ondergrens omdat bij toepassing van de IBR de bomen bij aanplant (vijftien jaar) ongeveer deze doorsnede hebben. En 7 meter als bovengrens omdat uiteindelijk een min of meer gesloten laan beoogd wordt. Bij grotere afstanden gaat het erg lang duren voor dat beeld bereikt wordt. Overigens zorgt de berk ervoor dat in de volwassen gesloten laan enkele gaten vallen omdat deze soort gemiddeld minder oud wordt dan de overige soorten. De groeicurves laten zien dat de variatie in openheid ten gevolge van wisselende afstanden tot op circa veertigjarige leeftijd (25 jaar na aanleg) zichtbaar blijft. Daarna sluit en verdicht het kronendak zich. Op hogere leeftijd ontstaat weer meer diversiteit omdat niet alle toegepaste soorten even lang en krachtig doorgroeien. En doordat de berk bijvoorbeeld eerder het loodje legt.
Conclusie
Tussen de wilde laan enerzijds en de traditionele, klassieke laan anderzijds zit nog veel ruimte die creatief ingevuld kan worden. Met alleen variatie in soorten of in afstanden maar ook in combinatie. Toepassing van IBR daarbij geeft de ontwerper inzicht in de ontwikkeling van de laan vanaf de aanleg tot de eindfase. Dat inzicht kan bijdragen aan goed doordachte, verantwoorde keuzes ten aanzien van sortiment en plantafstanden en verbanden. En komt zo ten goede aan duurzaamheid en kwaliteit van de laan. Gelet op het feit dat de aanleg van een laan een kostbare investering is die meer dan een mensenleven meegaat, is dat geen overbodige luxe.
Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 7, 2020). Tekst: Henk Rampen