Levende Gevel
De expositie STAD = NATUUR die eerder dit jaar in Tilburg was te zien, toonde voorbeelden van kunstenaars en ontwerpers om natuur in de stad te bevorderen. Opvallend was het voorbeeld de ‘Levende Gevel’ waar regenwater wordt benut voor een proces van natuurlijke vergroening van gevels en straten.
Onder invloed van de steeds groter wordende effecten van klimaatverandering en achteruitgang van biodiversiteit is het besef om gebouwen en steden meer natuurinclusief te maken in de loop der jaren gegroeid. Deels gedwongen door de Natuurbeschermingswet die bedreigde soorten beschermt, zien we dat gemeenten, ontwikkelaars en architecten hun projecten groener en diervriendelijker maken door inbouwkasten voor vogels en vleermuizen, gevelbegroeiingen en groene daken aan het ontwerp toe te voegen. Hoewel daarmee zeker wordt bijdragen aan groene en biodiverse steden is het een zwakte dat er geen architectonische verankering plaatsvindt van de ecologische maatregelen.
Het integreren van natuur in de architectuur van gebouwen en steden vormt een uitdaging voor de ontwerpers van nu en in de toekomst. Net zoals gebouwen blijven staan dankzij de geldende wetten van de zwaartekracht zullen toekomstige natuurinclusieve gebouwen bestaan dankzij de relaties die ze zullen aangaan met de natuurlijke invloeden van hun omgeving. De voorwaarde om dit te bereiken is het inbouwen van voldoende absorptievermogen in de gebouwde omgeving om ecologische processen als een ‘mede vormgevende factor’ een plaats te geven in het ontwerp. Deze ruimere benadering van ontwerpen lijkt me noodzakelijk om onze steden uiteindelijk geheel klimaatadaptatief en biodivers te maken en te houden.
Levende gevels
Voor de levende natuur van organismen als planten, insecten, vogels en kleine zoogdieren zijn gebouwen niet anders dan andere stenige objecten als bergwanden, rotsen of kliffen. Om die reden worden steden en dorpen door bepaalde vogel- en vleermuissoorten bevolkt en vinden we in steden planten die elders niet of nauwelijks voorkomen. Op zoek naar verblijfplaatsen voor vestiging en voortplanting kiezen ze de juiste plekken die voldoen aan hun eisen. We bouwen feitelijk biotopen, niet alleen voor mensen maar ook voor andere levende wezens. Dieren in Nederland die voornamelijk van gebouwen afhankelijk zijn zoals de Huismus, de Dwergvleermuis, de Gierzwaluw, etc. worden gebouwbewonende soorten genoemd; planten die op of aan gebouwen groeien noemen we muurvegetaties.
Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!
De ‘Levende Gevel’ die als object in de Tilburgse LocHal werd tentoongesteld bestaat uit een stapeling van in glad beton uitgevoerde gevelelementen van 90 centimeter breed waarin groeven met een grillig verloop en een ruw oppervlak tijdens het storten in de bekisting werden uitgespaard. Het resultaat is op bijgaande foto te zien.
Gevelelementen in deze uitvoering dienen om hemelwater zichtbaar en in open verbinding met de buitenlucht langs de gevel af te voeren. Aan de bovenzijde komt het water via een spuwer of stadsuitloop in de groeve waarna het over het ruwe oppervlak naar beneden stroomt. Voor het naar behoren functioneren van dit systeem zijn twee detailaspecten van belang. Op de eerste plaats de vorm van de groeve in horizontale doorsnede: die dient omegavormig te zijn. Voorkomen moet worden dat het water uit de groeve gutst en langs het gladde oppervlak vloeit. Een tweede voorwaarde is de uitvoering van de ruwe ondergrond in de groeve: die dient tijdens de productie met kalkhoudend steengruis te worden bekleed. Gebeurt dit laatste niet, dan kan het langer duren voordat de groeve inwendig groen kleurt door het vestigen van muurvegetaties in de groef.
Biologische successie
Aan oude gebouwen in onze klimaatzone in binnen- en buitenland is te zien hoe muurvegetaties op vochtige plekken aan gevels ontstaan. Plaatsen die door regenwater herhaaldelijk worden bevochtigd en beperkt aan zonlicht zijn blootgesteld, raken in eerste instantie geleidelijk aan begroeid met een laagje algen. De algen zullen zorgen voor het langer vasthouden van water aan het oppervlak. Daarmee biedt het een voedingsbodem voor mossen en korstmossen, die op hun beurt zorgen voor nog meer waterabsorptie en aanhechting voor muurvarens en andere muurplanten. Dit fenomeen, dat in de biologie successie wordt genoemd, is de drijvende kracht achter het ontwerp van levende gevels. Vergroening van gebouwen kan op deze wijze dus tot stand worden gebracht zonder kunstmatige bevloeiing en kwetsbare installaties. En omdat de natuur zijn gang mag gaan, is het resultaat niet van te voren te voorspellen. Met dien verstande dat de plaats in en aan de gevel wél vooraf is bepaald. In het tentoongestelde object zien we een versmelting van architectuur en natuur door een aangenaam contrast van het gladde beton met de grillige gevormde watergeleidende groeve; een voorbeeld dat navolging verdient.
Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 2, 2023). Tekst: Victor Retel Helmrich, Atelier Rheia Architectuur | Ecologie