Hoe haal je ideeën bij burgers op?
Soms ontplooien burgers zelf initiatieven en schuift de gemeente aan. Maar soms is het gewoon nodig om actief ideeën op te halen bij burgers voor de invulling van gemeentelijke plannen. Dat ophalen moet wel heel doordacht gebeuren, anders gaat er veel verloren. Iefje Soetens vertelt erover.
Het Florence Nightingale Park in Den Haag- Zuidwest stond ooit bekend als een fraai park, geliefd onder bewoners, maar gaandeweg is de kwaliteit achteruit gegaan. De gemeente Den Haag wil daar wat aan doen, als onderdeel van een breder programma om dit deel van de stad op te krikken.
Maar hoe weet je of je ook die ingrepen doet die de gebruikers het liefste willen? Gewoon vragen zou je zeggen, maar zo simpel ligt het niet volgens Iefje Soetens. Met haar bureau Iefje Realiseert Visie (IRV) ontwikkelde ze de methodiek ‘Onze Plek’. Deze methodiek geeft participatietrajecten zo vorm dat (vrijwel) alle wensen van gebruikers naar voren komen, zorgvuldig worden gewogen en vertaald naar een gebruiksvisie. Zo ook het proces rond de kwaliteitsimpuls van het Florence Nightingale Park. Internationaal geaccepteerde theorieën en modellen zoals Placemaking van Project for Public Spaces (PPS) vormen het vertrekpunt in haar denken.
Deskundigheid en precisie
‘Wat voor ontwerpen geldt, geldt ook voor het begeleiden van groepsprocessen met bewoners: het vraagt deskundigheid en precisie’, zegt Soetens. ‘Alles moet zo worden georganiseerd dat de drempel om deel te nemen laag is en niet te ingewikkeld. Zodat mensen, na een vaak aarzelende start, de kans krijgen om helemaal leeg te lopen op het onderwerp. Iedereen moet aan het eind van de bijeenkomst naar huis gaan met het gevoel: ik heb het naar mijn zin gehad én ik heb een goede bijdrage kunnen leveren. Dat is te bereiken met een zorgvuldige voorbereiding en een goede kadering. Zo is groepsgrootte is erg belangrijk. Maar ook gestructureerd onderwerpen presenteren en toegankelijke vragenlijsten. Vragen als “Wat moet blijven?” en “Wat moet anders?”. Of speciale sessies met een maatwerkprogramma voor bijvoorbeeld kinderen. Spel en beweging zijn dan noodzakelijk.’ Door dit alles gaat het gesprek over de essentie: de inhoud, de onderliggende waarden, zingeving van een plek en ieders bijdrage daaraan. Soetens: ‘Schoon, heel en veilig zijn natuurlijk belangrijke waarden voor een goed functionerend park, maar als dat de gesprekken domineert, weet je dat het verkeerd loopt.’ De input van bewoners wordt vertaald naar een schetsontwerp. Goede verslaglegging van alle input is cruciaal voor Soetens. ‘Alle wensen moeten erin staan en ook hoe vaak iets is gezegd, zodat er weging kan plaatsvinden. Het moet controleerbaar zijn voor mensen die willen weten hoe hun inbreng is verwerkt. Een gebruiksvisie is geen konijn uit de hoge hoed.’ Als de ontwerpers aan het werk gaan met de vertaalslag, maken ze eerst een schetsontwerp, dat nog aan de bewoners wordt voorgelegd. ‘Als alles goed is gebeurd, wordt de basis enthousiast ontvangen. Bewoners zien direct dat hun ideeën écht zijn gebruikt, zegt Soetens. ‘Daardoor kan je tijdens de bespreking van het schetsontwerp op een later moment met bewoners uitwerken hoe de voorgestelde inrichting nóg beter kan en wat er nodig is voor een goed beheer en gebruik. Maar ook over wat bewoners misschien zelf willen organiseren. Direct, en later na de herinrichting. Heel bijzonder is de sfeer; er ontstaat een constructieve en positieve samenwerking tussen bewoners onderling, en tussen bewoners en het projectteam.
Representatie bevolkingsgroepen
Bijna overal zijn bij participatieprocessen bepaalde groepen oververtegenwoordigd: autochtone ouderen met gemeenschapszin. Andere groepen, zoals jongeren en allochtonen, zijn juist ondervertegenwoordigd. Ook Soetens ontkomt er niet aan. ‘Op allerlei manieren zorgen we dat de er zoveel mogelijk verschillende mensen meedenken. Maar het is niet verboden om de gelegenheid op inspraak onbenut te laten. Dat is ieders goed recht. Je kunt bij rondwandelingen met buurtbewoners in het park ook en passant aan wat jongeren hun mening vragen die daar toevallig op dat moment zijn. Met de input die we wel krijgen, komen we een heel eind. Je komt sowieso tot een plan met aantoonbaar meer kwaliteit, in vergelijking met plannen gemaakt wanneer de ontwerper heeft moeten gissen naar de wensen van de gebruikers.’ Een inrichtingsplan voor openbare ruimte maken dat helemaal is afgestemd op wensen en ideeën van bewoners zou eigenlijk de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Toch is er een speciaal traject voor nodig. Hoe komt dat? Soetens: ‘Er wordt vaak kritisch gedacht over sectoraal denken. Dat “iedereen integraal moet werken”, enzovoorts.
Dat zie ik anders. Voor veel vraagstukken is specifieke deskundigheid nodig en moet er met een specifieke, sectorale blik worden gekeken. Zoals bij waterkwaliteit of ecologische waarden. Natuurlijk moeten professionals wel beseffen dat zij niet op een eiland leven. Er moet duidelijkheid zijn over wat vanuit een bepaald perspectief, bepaalde deskundigheid, belangrijk is. Die houding is nodig om integrale kwaliteit te realiseren. Alleen met de inbreng van bewoners én van deskundige professionals kunnen perspectieven zorgvuldig worden gewogen en in samenhang worden gebracht. Zo maak je openbare ruimte van waarde.’