terug

Ontwikkelend beheer: Inrichtingsprincipes borgen de toekomst van de openbare ruimte

Hoe maak je de openbare ruimte toekomstgericht? De gemeente Venlo kiest voor ‘ontwikkelend beheer’. Dat vraagt een meer proactieve houding en een bredere blik van beheerders. De gloednieuwe Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) is daarbij een handig hulpmiddel: het maakt abstracte beleidsopgaven concreet voor projecten in de openbare ruimte. 

Aan de jaartallen 2030 en 2050 zijn veel ambities verbonden. In Nederland, maar ook in Europees of wereldwijd perspectief. We streven naar 60 procent CO2-reductie in 2030, om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Ook gemeenten hebben dit in hun ambities verankerd, zo blijkt uit een analyse van coalitieakkoorden in opdracht van VNG. In 2030 moeten er ook nog 900.000 woningen bijgebouwd zijn. En moeten 1,5 miljoen woningen aardgasvrij zijn gemaakt. Ook voor stikstofdoelstellingen buitelen de jaartallen over elkaar heen. De nieuwe coalitie zal er druk mee zijn, de rechter ook. En uit Europa komen eisen voor de kwaliteit van water, bodem en vergroening van steden. Er komt dus nogal wat op ons af in de toekomst. En veel van die ontwikkelingen hebben forse impact op de openbare ruimte. 

Ruimte voor 2050 wordt nú aangelegd

2030 en 2050. Klinkt nog best ver weg. Maar de openbare ruimte gaat zo lang mee, dat de assets die we nu aanleggen of herinrichten pas ver na 2050 aan groot onderhoud toe zijn. En het einde van de levensduur verwachten we nog weer tientallen jaren later. We leggen dus vandaag de openbare ruimte aan die klaar moet zijn voor de duurzaamheidseisen, klimaatopgaven, CO2- doelen en circulaire ambities voor 2050. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de belevingswaarde en gebruikerswensen, of ontwikkelingen in mobiliteit. Dat schept verplichtingen. 


Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!


Voor de beheerder is twintig, dertig of zestig jaar vooruitkijken niet zo gek. Voor een beheerder zijn langetermijnplanningen de gewoonste zaak van de wereld. ‘Boompje groot, plantertje dood’ leerde ik vroeger al. Wat wel nieuw is, is dat de beheerder zich nu al druk moet maken over de veranderende eisen aan die openbare ruimte. Want ‘oud eruit en nieuw erin’ bij herinrichting, dat volstaat niet meer. Elk project is aanleiding om de openbare ruimte te vernieuwen, te verbeteren of te ontwikkelen. 

Met de meerjarenplanning voor het einde van de levensduur staat de beheerder van de openbare ruimte letterlijk aan de basis van de initiatieffase. De technische vervangingsopgave, geïnitieerd door beheer, vormt een belangrijke motor voor tal van investeringen in reconstructies en herinrichtingen. De beheerder maakt daarbij de nodige afwegingen: hoe lang gaat een asset technisch gezien nog mee, in welke mate functioneert het nog, hoe is het gebruik, kan ik het materiaal nog hergebruiken, welke kosten zijn ermee gemoeid, etc. In zijn afwegingen moet de beheerder steeds meer overwegingen, ambities en perspectieven betrekken. Met alle opgaven en transities waar we mee te maken hebben moeten beheerders een tandje bijschakelen in onze toekomstverkenningen en moeten we onze organisatie daarop toerusten. 

Ontwikkelend beheer in Venlo 

In Venlo herkennen ze deze opgaven. ‘Er komt veel op ons af’, aldus Stephan Nijveld, hoofd Realisatie en Beheer Openbare Ruimte in Venlo. ‘Met de Omgevingswet veranderen het speelveld en de opgaven voor beheer. We willen ons daarom als beheerafdeling ontwikkelen en verder professionaliseren. Dat noemen we hier in Venlo “ontwikkelend beheer”. We werken aan een omslag in denken en doen; van in stand houden en onderhouden, naar het toekomstbestendig maken van de openbare ruimte. Het integraal programmeren van de projecten in de openbare ruimte vervult daarbij een sleutelrol. Van de beheerder wordt tegenwoordig verwacht dat deze vanuit een breder perspectief naar de openbare ruimte kijkt en daarbij vanuit zijn of haar eigen vakgebied een bijdrage aan te leveren.’ 

Ook moet de beheerder in de toekomst kijken, want investeringsbeslissingen over assets en projecten hebben gevolgen tot vele jaren vooruit. Daarom hebben we samen met Antea Group een traject opgezet waarin we werken aan ontwikkeling van het beheerteam. In verschillende sporen komen diverse inhoudelijke thema’s aan bod, zoals het op orde brengen van gegevensbeheer en financiën, of beter integraal programmeren. Parallel werken we in andere sporen ook heel bewust aan verbetering van onze processen, aan meer werkplezier en aan intensievere samenwerking. Met pilots en projecten combineren we leren met doen. Zo ontwikkelen we ons als beheerorganisatie, om klaar te zijn voor de toekomst.’ 

Foto: Spotter2, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

Inrichtingsprincipes 

Oké, de stip op de horizon is gezet, de organisatie in beweging en de ambities verwoord in beleidskaders. Maar hoe borg je die ambities dan in de praktische realisatie en projecten? Net als veel gemeenten heeft Venlo een Integrale Visie Openbare Ruimte (IVOR). ‘Aan ambities voor een goede toekomstbestendige openbare ruimte ontbreekt het hier zeker niet!’, vertelt Hedwig van Balen, beleidsadviseur openbare ruimte en coördinator van het cluster groen bij de gemeente Venlo. ‘Maar we merkten dat het nog best ingewikkeld was om deze ambities en maatschappelijke opgaven eenduidig te vertalen én om dat allemaal mee te nemen in de projecten. Met een visie alleen kom je er dan niet. Daarom ontwikkelden we een LIOR: een Leidraad Inrichting Openbare Ruimte. In de basis staan daarin nog steeds dezelfde ambities als in de IVOR. Wat nieuw is, is dat we deze ambities nu zowel hebben vertaald naar “inrichtingsprincipes” als hebben uitgewerkt in concrete normen en eisen voor de inrichting van de openbare ruimte.’ 

Waarom die nadruk op inrichtingsprincipes? ‘Veel bepalende keuzes voor een toekomstbestendige openbare ruimte worden al vroeg in het planproces gemaakt, bij het ontwerp’, stelt Van Balen. ‘En met de inrichtingsprincipes spreken we de ontwerpers en stedenbouwkundigen aan. Ze zijn zo opgesteld dat je zo vroeg in het ontwerpproces niet door allemaal technische normen en eisen, of hele stapels beleidsplannen hoeft te bladeren om op te zoeken wat we als gemeente Venlo willen met de openbare ruimte. Daarbij hebben we ook visualisaties gemaakt, die sfeerimpressies geven van de uitwerking in de praktijk (zie ook de afbeeldingen bij dit artikel, red.). De LIOR maakt bijvoorbeeld concreet hoe we omgaan met het vergroenen van de buitenruimte, of hoe we de focus verleggen van de auto naar voetgangers en fietsers. Niet dwingend of dogmatisch, maar juist ruimte biedend voor creatieve oplossingen. Want er zijn natuurlijk verschillende manieren op bij te dragen aan een toekomstbestendige leefomgeving.’ 

Andere mindset 

Dit vraagt om een andere mindset en een andere manier van werken,’ aldus Eric Moonen, senior adviseur fysieke leefomgeving bij Antea Group. ‘Van de focus op technische en functionele instandhouding, naar sturen op effecten en op de bijdrage aan de maatschappelijke opgaven en bestuurlijke doelen. Met oog voor de eigen positie van beheer en het belang van instandhouding. Want schoon-heel-veilig blijft een kerntaak van beheer. Maar bij kapitaalintensief onderhoud, zoals vervanging en reconstructie, zijn er volop kansen te benutten. Omgekeerd geldt ook dat de beheerder steeds meer een gesprekspartner moet zijn voor ontwerpers en beleidsafdelingen.

De juiste taal spreken en met alle belanghebbenden kunnen afstemmen. Zodat je al vroeg in het proces de juiste input kunnen leveren. Als beheerder moet je een brug kunnen slaan tussen financiën en de openbare ruimte, tussen gebruik en beleving, tussen functionaliteit en techniek. Daar horen passende kaders en instrumenten bij; van een Integraal Maatschappelijk Beheerkader en een LIOR, tot een Omgevingsprogramma Fysieke Leefomgeving.’ 

Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 7, 2023). Tekst: Marc de Jong, Antea Group en Redactie Stadswerk Magazine

Foto bovenaan: Smiley.toerist, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons


Bekijk ook deze items