terug

Vergroenen met ambitie en urgentie: De 3:30:300-vuistregel

De broodnodige vergroening van onze steden vraagt om meer ambitie en duidelijke richtlijnen. Als bijdrage hieraan lanceerde Cecil Konijnendijk de 3:30:300-vuistregel voor een groenere en gezondere leefomgeving. Dit artikel beschrijft het belang van de vuistregel en gaat in op de kritiek dat de regel niet geschikt zou zijn voor Nederland. 

Op het moment van schrijven beleven we wat vaak een typisch Nederlandse zomer wordt genoemd: wisselvallig en nat. Maar in juni was ons land in de greep van een hittegolf. In augustus 2020 was dit ook het geval, met grote gevolgen voor de volksgezondheid. Volgens het CBS lieten 550 Nederlanders die maand voortijdig het leven als gevolg van de hitte. Het meer klimaatbestending maken van onze steden is urgent. Bomen en groen spelen hierbij een belangrijke rol. Bovendien leveren ze andere belangrijke bijdragen aan de stedelijke leefomgeving en biodiversiteit. Tijdens de coronapandemie is het weer eens duidelijk geworden hoe belangrijk groen is voor onze mentale en lichamelijke gezondheid. Onderzoek heeft aangetoond dat uitzicht op bomen en groen tijdens de diverse ‘lockdowns’ van groot belang was voor ons mentale welbevinden. 

Er is vraag naar meer hoogwaardig stedelijk groen, meer bomen en andere vegetatie. Maar hoe bereiken we dat in een stedelijk milieu waar er zoveel druk is op de beschikbare ruimte? Waar er vraag is naar meer woningen, meer voorzieningen, meer verdichting? Samenwerking is essentieel, want de groensector bereikt weinig zonder de medewerking van planners, ingenieurs, architecten, ontwikkelaars en anderen. Voor samenwerking en voor sterke visies en plannen zijn er duidelijke richtlijnen en normen nodig die, op basis van het meeste recente onderzoek, aangeven hoeveel en wat voor groen en vegetatie we nodig hebben – en waar dit groen het meest waardevol is. 

Richtlijnen voor vergroening 

Gelukkig is er inmiddels veel internationaal onderzoek beschikbaar dat uitkomst biedt. Op basis hiervan ontwikkelde het Europese kantoor van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) richtlijnen voor stedelijk groen. Volgens WHO zou niemand meer dan 300 meter moeten afleggen naar een hoogwaardig openbaar groengebied van tenminste 1 hectare. Veel steden in Nederland en ook elders werken al, impliciet of expliciet, met deze aanbeveling. Soms wordt er gesproken over 300 meter, soms 500 meter, soms over een wandeling van 5 tot 10 minuten naar het meest nabijgelegen park. Nabij groen wordt immers meer en regelmatiger gebruikt. 

Foto: Nanda Sluijsmans from Den Haag, Nederland, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons

Internationaal is er ook veel aandacht voor boomkroonbedekking. Onderzoek in vooral Noord-Amerika heeft ‘canopy cover’ (boomkroonbedekking) kunnen verbinden aan een aantal belangrijke ecosysteemdiensten, zoals verkoeling, het reguleren van wateren luchtkwaliteit, en energiebesparing. Ook zijn er inmiddels koppelingen gemaakt tussen kroonbedekking en diverse gezondheidsindicatoren. Mensen die in een wijk wonen met een goede kroonbedekking zijn gezonder, ook als er wordt gecontroleerd op bijvoorbeeld inkomen. Recente studies geven aan dat de meeste gezondheidswinsten worden geboekt wanneer de kroonbedekking tenminste 30 procent is, op wijkniveau of op lokaal niveau. Een onderzoek van ruim 90 Europese steden, gepubliceerd in het toonaangevende medische tijdschrift The Lancet, concludeerde zelfs dat er bij een kroonbedekking van 30 procent eenderde minder voortijdige sterfgevallen zouden zijn tijdens hittegolven. Het is dus niet zo vreemd dat veel van de steden die grote vergroeningsambities hebben, van Barcelona tot Vancouver, graag de 30 procent willen bereiken binnen een paar decennia. 

De 3:30:300-vuistregel 

Het belang van nabij groen, om te zien, in te wonen en om in te recreëren, heb ik ooit verwoord in de slogan ‘Een boom op je stoep, een bos in je gedachten’. Een en ander heb ik in februari 2021 verder uitgewerkt in de 3:30:300-vuistregel voor groenere en gezondere steden. De vuistregel geeft aan dat iedereen tenminste drie grotere bomen moeten kunnen zien vanuit woning, werkplaats en school. Bovendien moet er tenminste 30 procent kroonbedekking zijn in elke wijk. Tenslotte mag de daadwerkelijke afstand tot het meest nabijgelegen openbare groen van hoge kwaliteit niet meer dan 300 meter van de woning bedragen. Het liefst is zo’n park, plantsoen, bos, of ander multifunctioneel groengebied tenminste 1 hectare groot, maar bij 0,5 hectare kan het gebied ook al een belangrijke rol vervullen. Voor de 30 en 300 is er zoals vermeld inmiddels een goede wetenschappelijke onderbouwing. De drie moet gezien worden als een ‘proxy’ om het aangetoonde belang van zichtbaar groen (en vooral bomen en struiken) mee te nemen. 


Professional in de openbare ruimte? Dan lees je Stadswerk Magazine!


De vuistregel wordt inmiddels wereldwijd toegepast. Internationale organisaties zoals de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en de Nordische Ministerraad hebben de regel aanbevolen. In veel steden is de regel een belangrijke richtlijn voor stedelijk groenbeleid. In Malmö en Kalmar in Zweden is de regel zelfs opgenomen het in gemeentelijke bestemmingsplan. De vuistregel heeft de discussie over het belang van (grote) bomen en stedelijk groen verder aangezwengeld, ook door de belangstelling van politici, bewonersgroepen, architecten en stedenbouwkundigen. In Nederland gebruiken gemeenten van Haarlem tot Zwolle en van Doetinchem tot Westland de vuistregel inmiddels. 

Onterechte kritiek op de vuistregel 

De voornaamste kritiek op de vuistregel is dat het toepassen van de regel in verstedelijkt en verdicht Nederland niet realistisch is. Er wordt daarbij gedacht vanuit de huidige stedelijke situatie en de conclusie is dan snel dat er weinig of geen plaats is voor nieuwe bomen en groen. In mijn ogen is dat een denkfout. In de eerste plaats komen vooral sommige van onze nieuwere steden (zoals Almere) al dicht in de buurt van 3:30:300. Bovendien vragen de huidige klimaat- en andere uitdagingen, de energietransitie en veranderingen in transport en mobiliteit om een radicaal nieuwe kijk op onze steden.

Foto Unsplash

Er gaan grote mogelijkheden komen tot herinrichting. Barcelona, Parijs en New York zijn slechts een paar voorbeelden van steden waar dit al gebeurt. ‘Autohabitat’ wordt teruggedrongen en er komt meer plaats voor openbare ruimte, voor wandelen en fietsen, en voor groen. De zogenaamde ‘biofiele stad’, waar mens en natuur veel meer samengaan, wordt populair. Ook in Nederland hebben we mooie voorbeelden, zoals de Catharijnesingel in Utrecht, nieuwe ambitieuze parken in Rotterdam en de verwildering van stadsnatuur. De veranderingen zijn gaande en prioriteiten verschuiven, maar het is van groot belang om een duidelijke vergroeningsvisie te hebben in het stedelijke besluitvormingsproces en in de discussies met andere sectoren. Hier komt 3:30:300 zeker van pas, ook vanwege de focus op gezondheid en klimaataanpassing op basis van actueel onderzoek. 

Een ander kritiekpunt is dat de regel vooral vraagt om het planten van grote aantallen bomen. Dat is onjuist. Kroonbedekking kan ook woorden vergroot door bestaande bomen beter te beheren en groter te laten worden. Het gaat bij de ‘3’-component bovendien specifiek over het zien van grotere bomen. Onderzoek heeft aangetoond dat deze veel ecosysteemdiensten leveren en meer bijdragen aan onze gezondheid. Om bomen ouder en groter te laten worden, moet er meer worden gestuurd op (bescherming van) geschikte groeiplaatsen. Uiteraard dient er goed te worden gekeken naar welke boomsoorten het waar het beste doen. Hierbij komt ook de kwaliteitsvraag naar voren: er moet een goede mix van geschikte boomsoorten worden gebruikt. Kwaliteit is ook van groot belang voor de 300-component. Openbaar groen moet gevarieerd zijn en mogelijkheden bieden voor verschillende vormen van gebruik. Biodiversiteit is essentieel, ook vanwege de aangetoonde link met gezondheidswinsten. 

Tenslotte: stap voor stap 

Uiteraard moet de 3:30:300-vuistregel worden ingebed in een weloverwogen groen- en omgevingsvisie. Het zal meestal niet mogelijk zijn om alle componenten binnen een paar jaar te realiseren, maar op de langere termijn kan de ambitie stap voor stap worden ingevuld. De regel moet worden gekoppeld aan andere richtlijnen en eisen, bijvoorbeeld voor natuurbasiskwaliteit. Op deze manier kan er een sterk en ambitieus groenbeleid worden ontwikkeld en toegepast – en dat dient liever vandaag dan morgen te gebeuren. 

 Voor meer informatie over de 3:30:300-vuistregel en het onderliggende onderzoek zie https://link.springer.com/article/10.1007/s11676-022-01523-z (artikel in het Engels). 

Van onze partner, Stadswerk Magazine (nummer 6, 2023). Tekst: Cecil Konijnendijk, Nature Based Solutions Institute


Bekijk ook deze items